Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij riep tegen het [4]altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal aan het huis Davids [5]geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; [6]die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden. 4. Hij spreekt het altaar toe, omdat de koning tot deze en dergelijke vermaningen geen gehoor gaf. Ondertussen de gehele uiterlijke afgodendienst wordt gedreigd door het woord altaar, hetwelk somtijds voor den gehelen uitwendigen godsdienst genomen wordt, gelijk Jes.19:19; 1 Kor.9:13. 5. Te weten, omtrent drie honderd en dertig jaren na dezen. 6. Waardoor het altaar verontreinigd en de priesters, die daarop offerden, gestraft zouden worden. Zie de vervulling hiervan 2 Kon.23:15, enz.